Niederländisch Vokabeln (Fach) / Taal vitaal - Les 2 (Lektion)
In dieser Lektion befinden sich 136 Karteikarten
Niederländisch für Anfänger
Diese Lektion wurde von mariescholz erstellt.
- höflich beleefd
- unhöflich onbeleefd
- nett leuk
- besser beter
- denn, weil want
- ich bin für ik ben voor
- ich bin gegen ik ben tegen
- die Zahl het getal
- ankreuzen aankruisen
- von (ab) vanaf
- das Gleis het spoor
- abfahren vertrekken
- Köln Keulen
- der Zug de trein
- nach naar
- die Abfahrt het vertrek
-
- Paris Parijs
- plus plus
- mal (*) maal
- geteilt durch gedeeld door
- teilen delen
- ich teile ik deel
- minus min
- die Adressenliste de adressenlijst
- die Adresse het adres
- die Liste de lijst
- notieren noteren
- ich notiere ik noteer
- die Telefonnummer het telefoonnummer
- das Telefon de telefoon
- die Nummer het nummer
- vielleicht misschien
-
- kein geen
- die Vorwahl het kengetal
- nehmen nemen
- ich nehme ik neem