Niederländisch (Fach) / De kop is eraf! Dag twee (Lektion)

In dieser Lektion befinden sich 145 Karteikarten

Grundvokabeln von A2 bis B2

Diese Lektion wurde von cosimafleischsalattiger erstellt.

Lektion lernen

  • Bevölkerung de bevolking
  • aufbewahren bewaren
  • bewegen bewegen
  • behaupten beweren
  • beweisen, nachweisen bewijzen
  • Bewohner de bewoner
  • bewußt, erwähnt bewust
  • besetzt bezet
  • beschäftigt bezig
  • besitzen bezitten
  • besuchen bezoeken
  • Beschwerden, Bedenken het bezwaar
  • beten, (an)flehen bidden
  • bieten bieden
  • bei bij
  • Beitrag de bijdrage
  • fast, beinah bijna
  • z. Beispiel bijvoorbeeld
  • ungewöhnlich, besonders bijzonder
  • binden binden
  • drinnen, innerhalb binnen
  • Kino de bioscoop
  • bitter bitter
  • Blatt, Zeitschrift het blad
  • weiß, blank blank
  • blau blauw
  • froh blij
  • offenbar blijkbaar
  • sich zeigen, sich herausstellen blijken
  • bleiben blijven
  • Blick, Blech, Dose de/het blik
  • blind blind
  • Blut het bloed
  • Blume de bloem
  • Block, Klotz het blok
  • Bluse de blouse
  • Boden de bodem
  • Buch het boek
  • Menge de boel
  • Bauer de boer
  • Besorgung, Nachricht de boodschap
  • Baum de boom
  • Rand, Saum de boord
  • böse, sauer boos
  • Boot de boot
  • Teller, Tafel het bord
  • Brust de borst
  • Wald, Bund, Strauß het/de bos
  • bauen bouwen
  • über, oben boven