Niederländisch (Fach) / Niederländisch Lektion 3 (Lektion)

In dieser Lektion befinden sich 132 Karteikarten

Vokabeln Lektion 3

Diese Lektion wurde von MrToobsen erstellt.

Lektion lernen

  • vergleichen vergelijken Ik vergelijk je/u vergelijkt hij ze/zij het vergelijkt wij/jullie/zij vergelijken
  • Hilfe de hulp
  • Tausende duizende
  • Zeit de tijd
  • nie nooit
  • enorm enorm
  • helfen helpen Ik help je/u helpt hij ze/zij het helpt wij/jullie/zij helpen
  • vergangen afgelopen
  • vergessen vergeten Ik vergeet je/u vergeet hij ze/zij het vergeet wij/jullie/zij vergeten
  • Danke bedankt
  • bedeuten betekenen Ik beteken je/u betekent hij ze/zij het betekent wij/jullie/zij betekenen
  • Unterstützung de steun
  • Nachbar de buur
  • verrückt gek
  • fein fijn
  • bleiben blijven Ik blijf je/u blijft hij ze/zij het blijft wij/jullie/zij blijven
  • falsch, bösartig vals
  • heiraten trouwen Ik trouw je/u trouwt hij ze/zij het trouwt wij/jullie/zij trouwen
  • Rasse het ras
  • weiß wit
  • frisch vers
  • Satz de zin
  • Herz de Hart
  • taub doof
  • die Tür de deur
  • Beispiel het voorbeeld
  • Zahl het getal
  • fahren rijden Ik rijd je/u rijdt hij ze/zij het rijdt wij/jullie/zij rijden
  • einfach makkelijk
  • schwer/schwierig moeilijk
  • wichtig belangrijk
  • der Mond de maan