Niederländisch (Subject) / R_Niederländisch / Vokabeln B (Lesson)
There are 103 cards in this lesson
woortjes inslijpen - Vokabeln einüben 2 / Febr. 2011
This lesson was created by Rita11.
- eerdere früher, vorherige
- klinker, klinkers Vokal, Vokale
- gooien werfen
- grooide warf
- door elkaar gegooid durch einander geworfen
- spatiebalk Leertaste
- ster, sterren Stern, Sterne
- kennis Bekannte(r)
- aandacht voor Aufmerksamkeit für
- wat hoort bij elkaar was passt zusammen
- klinkt klingt
- klinken klingen
- dat klopt das stimmt
- kloppen stimmen
- vlakbij in der Nähe von
- uitdrukking Ausdruck
-
- tekstballonnetje Sprechblase
- verder weiter
- afkorting Abkürzung
- zit, zitten sitzen
- zet, zetten setzen
- verdeeld eingeteilt
- verdelen einteilen
- waaruit woraus
- zo wenn
- wilt, willen will, wollen
- volgorde Reihenfolge
- hartstikke goed sehr gut
- how het met hen gaat? wie es Ihnen geht?
- boffen Glück haben
- ich meine ik bedoel
- wir meinen we bedoelen
-
- mag darf
- in de buurt in der Nähe
- probeer versuchen
- wie is dat? wer ist das?
- dezelfde derselbe, dieselbe, dasselbe
- als wie, wenn
- misschien vielleicht
- bekenden Bekannten
- gewoon einfach
- soms manchmal
- alleen nur
- getal Zahl
- spoor Gleis
- geintje Scherz, Spaß
- zomaar einfach so
- geheim Geheimnis
- verkrijkbar erhältlich
- verschillend unterschiedlich
-