Niederländisch Vokabeln (Subject) / A2 - A4 (Lesson)

There are 11 cards in this lesson

:)

This lesson was created by MrLagger98.

Learn lesson

  • noch, noch einmal nog, nog eens
  • Frage, Fragen de vraag, de vragen
  • Antwort, Antworten het antwoord, de antworden
  • einander, zu einander elkaar, bej elkaar
  • wo waar
  • wie hoe
  • Frau (Anrede) mevrouw
  • Kurs de cursus
  • laufen, herumlaufen lopen, rondlopen
  • besser beter
  • Personalpronomen het personlijk voornaamwoord, de personlijke voornaawoorden