Niederländisch (Subject) / Gegenteile (Lesson)
There are 72 cards in this lesson
Niederländisch aktive Sprachbeherrschung
This lesson was created by rschroe.
This lesson is not released for learning.
- goed schlecht
- klein groot
- dik dun/ mager/ slank
- traag snel/ vlug
- lang kort
- makkelijk moeilijk
- lekker vreselijk/ vies
- boven beneden/ onder
- koud warm/ heet
- dichtbij veraf/ ver weg
- hoog laag
- leeg vol
- vuil schoon
- links rechts
- nieuw oud
- donker licht
-
- levend dood
- nat droog
- nat droog
- weinig veel
- open gesloten/ dicht
- uit in
- druk rustig
- mooi lelijk
- modern ouderwets
- scherp stomp
- interessant saai
- duur goedkoop/ gunstig
- zwart wit
- zwart wit
- rond hoekig
- vlijtig lui
-
- jong oud
- eerst laatst
- zwaar licht
- zwaar licht
- braaf stout
- kapot heel
- heel half
- breed smal/ nauw
- helder troebel
- zoet zuur
- zout flauw
- sterk zwak/ slap
- gezond ziek
- oorlogszuchtig vredelievend
- boeiend saai
- rustig druk
- eerlijk gemeen/ verlogen/ oneerlijk
- wankel stabiel/ stervig
-