Niederländisch (Subject) / Lektion 8 (Lesson)

There are 173 cards in this lesson

-

This lesson was created by CaroleZ.

Learn lesson

This lesson is not released for learning.

  • Appetit auf trek in
  • Pommes frites de patat
  • Snackbar de snackbar
  • Pommesbude de patatkraam
  • Lokal, Kneipe het café
  • Pils het pilsje
  • Erfrischungsgetränk het glaasje fris
  • Strammer Max de uitsmijter
  • Krokettenklösschen de bitterbal
  • eine Art Frikadelle de frika(n)del
  • Gebäck, Stück Kuchen het gebak
  • Sprudel, Mineralwasser de spa
  • Drink, Schnaps de borrel
  • Suppe de soep
  • Eis het ijsje
  • Trinkgeld de fooi
  • Käse-Schinken-Toast de tosti
  • Pils de pils
  • Glas het glas
  • Schnäpschen het borreltje
  • kleines Lokal het cafeetje
  • bestellen bestellen
  • Gast de gast
  • Lokal het eetcafé
  • erst, gerade pas
  • nach und nach, allmählich langzamerhand
  • Bamisuppe de bamisoep
  • Bauernsuppe de boerensoep
  • kalt koud
  • Salat de salade
  • Ziegenkäse de geitenkaas
  • Avocado de avocado
  • Tatar, Hacksteak de rostbief
  • gekochter Schinken gekookte ham
  • Pastete de paté
  • Stück Kuchen de taartpunt
  • einen Blick werfen een kijkje nemen
  • Vitrine de vitrine
  • Wasser het water
  • Cappuccino de cappuccino
  • Milchkaffee de koffie verkeerd
  • Kohlensäure de prik
  • Apfelsaft het appelsap
  • Schankbier het tapbier
  • Flasche de fles
  • Wein de wijn
  • Hauswein de huiswijn
  • rot rood
  • sich bedanken bedanken
  • Auf Wiedersehen sagen zeggen* gedag