Niederländisch (Fach) / Niederländisch Lektion 1 (Lektion)
In dieser Lektion befinden sich 166 Karteikarten
Taal vitaal - Niederländisch für Anfänger
Diese Lektion wurde von Klaudia89 erstellt.
- aussprechen uitspreken
- IQ het IQ
- TV, Fernsehen de TV
- Fremdenverkehrsamt de VVV
- KLM, ndl. Fluglinie de KLM
- Gesundheitsamt G.G.D (Gemeentelijke Geneeskundige Dienst)
- Post de PTT
- bitte a.u.b.
- ndl. ADAC de ANWB
- ndl. Wetterdienst het KNMI
- kennen (kenne) kennen (kent)
- eben even
- buchstabieren spellen
- fragen (frage) vragen (vraag)
- Mitlernende(r) medecursist(e)
- nach naar
-
- sein(e) zijn
- ihr(e) haar
- wie hoe
- heißen (heiße) heten (heet)
- extra extra
- Europa Europa
- setzen (setze) zetten (zet)
- von van
- Land het land
- Platz, Stelle de plaats
- Zone de zone
- eingeteilt (einteilen) verdeeld (verdelen)
- woraus waaruit
- wählen, auswählen kiezen
- oder of
- wenn zo
-
- wollen (will) willen (wilt)
- Karte de kaart
- (hier) oben hierboven
- Übersicht het overzicht
- England Engeland
- Finnland Finland
- die Niederlande Nederland
- Rest-Yugoslawien Klein-Joegoslavië
- Belgien België
- Tschechische Republik Tsjechië
- Wales Wales
- Ungarn Hongarije
- Rumänien Roemenië
- Schottland Schotland
- Schweiz Zwitserland
- Italien Italië
- Kroatien Kroatië
- Irland Ierland
-