Holländisch (Fach) / A1a Capter 6 (Lektion)
In dieser Lektion befinden sich 62 Karteikarten
Vocabulary from the Book Nederlands in gang
Diese Lektion wurde von moritzcm erstellt.
- de vriendin Freundin (girfriend)
- het restaurant Restaurant
- de serveerster Kellner
- de tafel Tisch
- ons uns
- bij bei
- het raam Fenster
- gaan zitten platz nehmen
- de menukaart die Speisekarte
- alvast in der zwischenzeit
- te zu
- het mineraalwater Mineralwasser
- ik heb dorst ich habe durst
- de dorst Durst
- mij mein
- alleen nur, allein
-
- het hoofdgerecht Hauptgericht
- ik heb honger ich bin hungrig
- de honger der Hunger
- het voorgerecht die Vorspreise
- misschien vielleicht
- het nagerecht die Nachspeise
- de mosterdsoep die Senf-Suppe
- de mosterd der Senf
- moeilijk schwierig
- het gaat wel es geht gut
- de soort Sorte, Art
- houden van mögen, lieben
- de mosselen Muscheln
- proeven ik proef jij proeft hij proeft wij proeven jullie proeven zij proeven versuchen
- wat ein bisschen
- vet fett
-
- het toetje Nachspeise
- het ijs Eis
- de vrucht Frucht
- de chocola Schokolade
- de slagroom Schlagsahne
- zonder ohne
- alleen nur
- laten ik laat jij laat hij laat wij laten jullie laten wij laten lassen
- de avond der Abend
- Hoe vind je de soep? Wie findest du die Suppe?
- En hoe is jouw salade? Und wie ist dein Salat?
- Wad vind je vand de soep? Was hälst du von der Suppe?
- de lepel Löffel
- het mes Messer
- de fooi Trinkgeld
- Een fooi geven Trinkgeld geben
- Laat de rest maar zitten. Het is goed zo. ~ Stimmt so.
- Maak er maar € ... van. Machen wir ... €
-