Niederländisch (Fach) / De kop is eraf! Dag twee (Lektion)
In dieser Lektion befinden sich 145 Karteikarten
Grundvokabeln von A2 bis B2
Diese Lektion wurde von cosimafleischsalattiger erstellt.
- gleich,sofort dadelijk
- täglich dagelijks
- sinken, abnehmen dalen
- Dame de dame
- dann, denn dan
- tanzen dansen
- Teil het deel
- entgültig definitief
- tüchtig,solide degelijk
- derjenige degene, diegene
- teilen delen
- denken denken
- derartig dergelijk
- Tür de deur
- dienen dienen
- tief diep
-
- Tier het dier
- dick dik
- oft dikwijls
- Ding, Sache het ding
- direkt, unmittelbar direct
- Diskussion de discussie
- jedoch doch
- Tochter de dochter
- töten doden
- Tuch de,het doek
- Ziel het doel
- dumm dom
- durch door
- verbringen doorbrengen
- dadurch das doordat
- weitergehen, weitermachen doorgaan
-
- Karton, Schachtel de doos
- Dorf het dorp
- Durst de dorst
- Faden de draad
- drehen draaien
- tragen dragen
- drohen dreigen
- treiben drijven
- dringend, inständig dringend
- trinken drinken
- träumen dromen
- anstrengend, beschäftigt, Druck (de) druk
- drücken drukken