Niederländisch (Fach) / Lektion 4 (Lektion)
In dieser Lektion befinden sich 304 Karteikarten
Niederländisch Lektion 4
Diese Lektion wurde von askan erstellt.
- binnengaan hineingehen
- Doe maar! Mach nur! Machen Sie nur! Okay!
- smaak Geschmack
- yogurt Jogurt
- stof Stoff
- vastkokend festkochend
- varkensvlees Schweinefleisch
- olijfolie Olivenöl
- zout Salz
- smal schmal
- stukje Stückchen
- mand Korb
- bereiden (zu)bereiten
- kwartje Viertelguldenmünze
- goedkoop billig
- presenteren vorstellen
-
- koken kochen
- ei Ei
- vla Pudding
- na nach
- ontbijt Frühstück
- tas Tasche
- kaasboer Käsehändler
- eten essen
- agenda Notizbuch, Terminkalender
- meloen Melone
- persoon Person
- ons hundert Gramm
- brood Brot
- voor de eerste keer zum ersten Mal
- bier Bier
- kassa Kasse
-
- gaar gar
- deksel Deckel
- accu Akku
- kar Karre
- smaken schmecken
- drank Getränk, Alkohol
- chilipoeder Chilipulver
- blij froh
- elkaar einander
- iets op smaak brengen etwas abschmecken
- opschieten sich beeilen
- sla Salat
- koelkast Kühlschrank
- blauw blau
- dorp Dorf
- waarmee womit
- bijvoorbeeld zum Beispiel
- snoep Süßigkeiten
-