In dieser Lektion befinden sich 131 Karteikarten

unregelmäßige Verben - Vergangenheit infinitiv Imperfekt (Sing/Plural) Perfekt

Diese Lektion wurde von elliNL erstellt.

Lektion lernen

  • finden vinden vond vonden gevonden
  • erfinden verzinnen verzon verzonnen verzonnen
  • stinken stinken stonk stonken gestonken
  • springen springen sprong sprongen gesprongen
  • erschrecken schrikken schrok schrokken geschrokken   NUR MIT ZIJN
  • sein zijn was waren geweest NUR MIT ZIIJN
  • sagen zeggen zei zeiden gezegd
  • werden worden werd werden geworden   NUR MIT ZIJN
  • wissen weten wist wisten geweten
  • dürfen mogen mocht mochten gemogen
  • müssen, sollen moeten moest moesten gemoeten
  • backen bakken bakte bakten gebakken
  • heißen heten heette heetten geheten
  • lachen lachen lachte lachten gelachen
  • raten raden raadde raadden geraden
  • scheiden scheiden scheidde scheidden gescheiden   NUR MIT ZIJN
  • stehen staan stond stonden gestaan
  • sehen zien zag zagen gezien
  • haben hebben had hadden gehad
  • kommen komen kwam kwamen gekomen   NUR MIT ZIJN
  • können kunnen kon konden gekund
  • bringen brengen bracht brachten gebracht
  • rächen wreken wreekte wreekten gewroken
  • waschen wassen waste wasten gewassen
  • falten vouwen vouwde vouwden gevouwen
  • trennen scheiden scheidde scheidden gescheiden
  • gehen gaan ging gingen gegaan   NUR MIT ZIJN
  • tun doen deed deden gedaan
  • suchen zoeken zocht zochten gezocht
  • kaufen kopen kocht kochten gekocht
  • denken denken dacht dachten gedacht