In dieser Lektion befinden sich 131 Karteikarten

unregelmäßige Verben - Vergangenheit infinitiv Imperfekt (Sing/Plural) Perfekt

Diese Lektion wurde von elliNL erstellt.

Lektion lernen

  • senden zenden zond zonden gezonden
  • kämpfen vechten vocht vochten gevochten
  • ziehen trekken trok trokken getrokken
  • schenken schenken schonk schonken geschonken
  • schimpfen schelden schold scholden gescholden
  • gelten gelden gold golden gegolden
  • saufen zuipen zoop zopen gezopen
  • beugen buigen boog bogen gebogen
  • spritzen spuiten spoot spoten gespoten
  • tropfen druipen droop dropen gedropen
  • schneuzen snuiten snoot snoten gesnoten
  • tauchen duiken dook doken gedoken
  • schließen sluiten sloot sloten gesloten
  • pfeifen fluiten floot floten gefloten
  • schieben schuiven schoof schoven geschoven
  • riechen ruiken rook roken geroken
  • kriechen kruipen kroop kropen gekropen
  • fangen vangen ving vingen gevangen
  • hängen hangen hing hingen gehangen
  • verraten verraden verried verrieden verraden
  • fallen vallen viel vielen gevallen   NUR MIT ZIJN
  • schlafen slapen sliep sliepen geslapen
  • erschaffen scheppen schiep schiepen geschapen
  • rufen roepen riep riepen geropen
  • laufen lopen liep liepen gelopen
  • lassen laten liet lieten gelaten
  • halten houden hield hielden gehouden
  • blasen blazen blies bliezen geblazen
  • frieren vriezen vroor vroren gevroren
  • fliegen vliegen vloog vlogen gevlogen
  • verlieren verliezen verloor verloren verloren
  • verbieten verbieden verbood verboden verboden
  • schließen schieten schoot schoten geschoten
  • lügen liegen loog logen gelogen
  • wählen kiezen koos kozen gekozen
  • gießen gieten goot goten gegoten
  • genießen genieten genoot genoten genoten
  • betrügen bedriegen bedroog bedrogen bedrogen
  • (an)bieten (aan)bieden bood boden geboden
  • beginnen, anfangen beginnen begon begonnen begonnen   NUR MIT ZIJN
  • binden binden bond bonden gebonden
  • drängen dringen drong drongen gedrongen
  • trinken drinken dronk dronken gedronken
  • zwingen dwingen dwong dwongen gedwongen
  • klettern klimmen klom klommen geklommen
  • klingen klinken klonk klonken geklonken
  • schrumpfen krimpen kromp krompen gekrompen NUR MIT ZIJN
  • sinken zinken zonk zonken gezonken   NUR MIT ZIJN
  • singen zingen zong zongen gezongen
  • gewinnen winnen won wonnen gewonnen