Niederländisch (Fach) / R_Niederl. f. Anfänger_Taal vital (Lektion)
In dieser Lektion befinden sich 149 Karteikarten
Lektion 3
Diese Lektion wurde von Rita11 erstellt.
- Hoe is ze? Wie ist sie?
- karaktereigenschrap Charaktereigenschaft
- beschrijving Beschreibung
- past (passen) passen
- slordig unordentlich
- druk lebhaft
- sportief sportlich
- romantisch romantisch
- pessimistisch pessimistisch
- grappig lustig
- erg sehr
- volgens mij meiner Meinung nach
- doe (doen) tun, (hier:) machen
- de persoonlijkheidstest Persönlichkeitstest
- het type Typ
- stil ruhig, zurückhaltend
-
- netjes ordentlich
- serieus ernst(haft)
- optimistisch optimistisch
- realistisch realistisch
- gevoelig sensibel
- het woord Wort
- een beetje ein bisschen
- heel (erg) ganz (schön)
- helemaal niet überhaupt nicht
- best wel so ziemlich
- dan dann
- allebei beide
- beschrijven beschreiben
- helemal niet überhaupt nicht
- blond blond
- het meisje Mädchen
-
- het kopieerapparaat Kopiergerät
- naast neben
- slank schlank
- klein klein
- het plaatsje (de plaats) Ort, Örtchen
- kijkt (kijken) schauen, sehen
- aardig nett
- inderdaad tatsächlich
- iederen jede(r)
- zoals wie
- beantwoord beantworten
- het uiterlijk Aussehen
- ziet .... eruit (zien) sieht .... aus (sehen)
- groot groß
- het kind Kind
- brainstormen brainstormen
- gebruikt (gebruiken) verwenden
- gezellig gemütlich
-