Niederländisch (Subject) / Lektion 5 (Lesson)
There are 299 cards in this lesson
Niederländisch Lektion 5
This lesson was created by askan.
- thuiskomen heimkommen
- raar komisch, merkwürdig
- beluisteren sich anhören
- stappen bummeln, einen Bummel durch die Lokale machen
- vliegen fliegen
- zeilboot Segelboot
- gitaar Gitarre
- op zijn kop krijgen eins auf den Deckel kriegen
- vakantiefoto Urlaubsfoto
- collega Kollege/Kollegin
- openen (er)öffnen
- stofzuigen Staub saugen
- alvast inzwischen, einstweilen, auf jeden Fall
- binnen innerhalb (von), binnen
- carpoolen eine Fahrgemeinschaft bilden
- allerlei allerlei
-
- beurs Stipendium
- huisdier Haustier
- met uitzondering van mit Ausnahme von
- in iemands handen komen jemandem in die Hände kommen
- TV-programma Fernsehprogramm
- verdieping Stockwerk
- schilder/schilderes Maler/Malerin
- afspreken (sich) verabreden
- Duitsland Deutschland
- faxen faxen
- terugkeer Rückkehr
- snappen kapieren, verstehen
- zich ongerust maken sich Sorgen machen
- weliswaar zwar, allerdings
- hiervoor hierfür, dafür
- buitenland Ausland
-
- opvolgen gehorchen, befolgen
- speciaal speziell, Sonder-
- sigaret Zigarette
- tot ... toe bis zu ...
- luilakken faulenzen
- bevel Befehl
- barok Barock
- opvoeren aufführen
- tocht Reise, Tour
- dagboek Tagebuch
- haast beinahe, fast
- aanbeveling Empfehlung
- afwas Abwasch
- proefschrift Doktorarbeit
- ontslag nemen kündigen
- campagne Kampagne
- Europa Europa
- voor iets/iemand kiezen etwas/jemanden wählen
-