Niederländisch Vokabeln (Subject) / leven (Lesson)
There are 80 cards in this lesson
Lektion 5
This lesson was created by buese.
This lesson is not released for learning.
- vloer m Fußboden
- drogen trocknen
- sneetje (n) Scheibe, Schnitte
- brood (n) Brot
- fornuis n Herd
- koffiezetapparaat Kaffeemaschine
- vaatwasser m (Geschirr)Spülmaschine
- televisie Fernsehen, Fernsehapparat
- buitenkant Außenseite
- buiten draußen, außerhalb (von)
- ruim geräumig
- koekenpan Bratpfanne
- voorraadblik Voratsdose
- ovenschaal Auflaufform
- theedoek Geschirrtuch
- bestekset Besteckset
-
- nodig hebben brauchen
- flat (Etagen)wohnung
- begane grond Erdgeschoß
- flatgebouw Hochhaus
- toilet n Toilette
- tuin Garten
- tweepersoonsbed Doppelbett
- inrichten einrichten
- woning Wohnung
- plattegrond m Grundriss, Plan, Stadtplan
- raar komisch, merkwürdig
- omhoog nach oben
- omlaag nach unten
- maandenlang monatelang