Niederländisch (Subject) / Op naar de eindstreep Lektion 1 (Lesson)

There are 83 cards in this lesson

Sport

This lesson was created by MelArs.

Learn lesson

  • aanraken berühren  
  • aanvalsvak Angriffsfach
  • administratiekosten Verwaltungskosten
  • afspelen abspielen
  • afwisselend abwechselnd
  • alsmede sowie, wie auch
  • atletisch athletisch
  • atmosfeer Atmosphäre
  • beoefenen ausüben, (be)treiben
  • bevorderen fördern, voranbringen
  • bezit ( in - hebben ) besitzen
  • blessure Verletzung
  • contant bar, gegen Barzahlung
  • contributie Mitgliedbeitrag, Beitrag
  • coordinatie Koordination
  • doel Zweck, Ziel, Tor
  • doorspelen weiterspielen
  • dubbelspel Doppel(spiel)
  • fout Fehler, Foul
  • gebruiken benutzen, brauchen
  • gebruiksvoorwerp Gebrauchsgegenstand
  • gelden gelten
  • gemengd gemischt
  • gooien werfen
  • hardlopen rennen
  • hoeven brauchen
  • incasso Inkasso
  • individuele sport Einzelsport
  • kampioen Meister, Sieger
  • kant Seite
  • keeper Torwart
  • kenmerk Merkmal
  • keuze maken ( een - ) eine Auswahl treffen
  • kleedkamer Umkleideraum, Garderobe
  • klimmen klettern
  • korting Rabatt, Ermäßigung
  • kroniek Chronik
  • mand Korb
  • nadeel ( - hebben van ) benachteiligt sein durch
  • nauwkeurig genau, präzise
  • net Netz
  • nodig hebben benötigen, brauchen
  • opheffing Aufhebung, Auflösung
  • opjagen scheuchen, jagen
  • opvoeding Erziehung
  • overstreken überqueren
  • overtreding Foul
  • overwinning behalen ( de - ) den Sieg davontragen
  • overwinning behalen ( de - ) den Sieg davontragen
  • pas Schritt, Tritt