Niederländisch (Subject) / Vokableln (Lesson)

There are 51 cards in this lesson

unregelmäßige

This lesson was created by ultrahocherhitzt.

Learn lesson

This lesson is not released for learning.

  • blijven bleef bleven gebleven
  • kijken keek keken gekeken
  • rijden reed reden gereden
  • schijnen scheen schenen geschenen
  • schrijven schreef schreven geschreven
  • verdwijnen verdween verdwenen verdwenen
  • gieten goot goten gegoten
  • kiezen koos kozen gekozen
  • vliegen vloog vlogen gevlogen
  • buigen boog bogen gebogen
  • duiken dook doken gedoken
  • ruiken rook roken geroken
  • sluiten sloot sloten gesloten
  • beginnen begon begonnen begonnen
  • drinken dronk dronken gedronken
  • schrikken schrok schrokken geschrokken
  • springen sprong sprongen gesprongen
  • vinden vond vonden gevonden
  • zingen zong zongen gezongen
  • schenken schonk schonken geschonken
  • zenden zond zonden gezonden
  • zwimmen zwom zwommen gezwommen
  • vragen vroeg vroegen gevraagd
  • zeggen zei zeiden gezegd
  • heten heette heetten geheten
  • laden laadde laadden geladen
  • wassen waste wasten gewassen
  • denken dacht dachten gedacht
  • kopen kocht kochten gekocht
  • hebben had hadden gehad
  • zijn was waren geweest
  • eten at aten gegeten
  • geven gaf gaven gegeven
  • houden hield hielden gehouden
  • komen kwam kwamen gekomen
  • lezen las lazen gelezen
  • laten liet lieten gelaten
  • lopen liep liepen gelopen
  • moeten moest moesten gemoeten
  • vergeten vergat vergaten vergeten
  • worden werd werden geworden
  • liggen lag lagen gelegen
  • zitten zat zaten gezeten
  • helpen hielp hielpen geholpen
  • nemen nam namen genomen
  • gaan ging gingen gegaan
  • zien zag zagen gezien
  • doen deed deden gedaan
  • kunnen kon konden gekund
  • mogen mocht mochten gemogen