Niederländisch Vokabeln (Subject) / Vokabel mit Artikel (Lesson)
There are 79 cards in this lesson
Vokabeln aus Welkom!
This lesson was created by 4nnch3n.
- de annkomst die Ankunft
- bekijken ansehen
- leistete naar anhören
- de dialoog der Dialog
- de zin der Satz
- de koffer der Koffer
- wel schon
- te zu
- meelezen mitlesen
- daarna danach
- hardop laut
- weerzien wiedersehen
- de vakantie der Urlaub
- op vakantie im Urlaub
- waar vandaan woher
- de buurt Nähe
-
- in de buurt van in der Nähe von
- moe müde
- wie wer
- nog eens noch einmal
- de vraag die Frage
- het antwoord die Antword
- elkaar einander
- bij elkaar zueinander
- waar wo
- hoe wie
- de mens der Mensch
- de cursus der Kurs
- juist richtig
- de trein der Zug
- daar dort, da
- de bank die Bank
-
- maar aber
- vaak oft
- al schon
- nu jetzt
- de opdracht die Aufagbe
- volledig vollständig
- even gerade, kurz
- het alfabet das Alphabet
- de naam der Name
- bedankt danke
- de afkorting die Abkürzung
- het centraal station der Hauptbahnhof
- de universiteit die Universität
- mogen dürfen
- de collega der Kollege
- gebruiken benutzen
- natuurlijk natürlich
- onthouden merken
-