Niederländisch (Fach) / Code Nederlands 1 - 3 (Lektion)
In dieser Lektion befinden sich 105 Karteikarten
Vokabeln aus Code Nederlands 1
Diese Lektion wurde von kelric erstellt.
- daheim / zuhause thuis
- etwas / was iets
- oder / ob of
- Tee thee
- eher / lieber ( liever
- die Tasse / der Kopf het kopje
- die Milch de melk
- der Zucker de suiker
- die Terrasse / die Terrassen oder das Straßencafé / die Straßencafés het terras / de terrassen
- bis / für voor
- das Eis het ijs
- die Zitrone de citroen
- der Apfelsaft het appelsap
- natürlich natuurlijk
- können / dürfen / mögen (z.B.: mögen / möchten / mochte) mogen / mocht / heeft gemogen
- bestellen bestellen
-
- ich komme sofort zu ihnen ik kom zo bij u
- nehmen / nahm / hat genommen nemen / nam / heeft genomen
- das Mineralwasser de spa
- das Toast de tosti
- der Hunger de honger
- der Durst de dorst
- geben / gab / hat gegeben geven / gaf / heeft gegeven
- das Bier de pils het pilsje
- was darf es sein (Bestellung) zegt u het maar
- sagen / sagte / hat gesagt zeggen / zei / zegde oder heeft gezegd
- der Schinken / die Schinken de ham / de hammen
- der Käse / die Käse de kaas / de kazen
- hier hier
- warten / wartete / hat gewartet wachten / wachtte / heeft gewacht
- das Restaurant het restaurant
- essen / aß / hat gegessen eten / at / heeft gegeten
-
- müssen / musste / hat gemusst moeten / moest / heeft gemoeten
- sitzen / saß / hat gesessen zitten / zat / heeft/is gezeten
- die Flasche / die Flaschen de fles / de flessen
- der Wein / die Weine de wijn / de wijnen
- weiß / weiße wit / witte
- schwarz / schwarze zwart / zwarte
- gelb / gelbe geel / gele
- rot / rote rood / roode
- grün / grüne groen / groene
- blau / blaue blauw / blauwe
- bunt / bunte bont / bonte
- braun / braune bruin / bruine
- lila / lilafarbene (lilane) paars / paarse
- rosa / rosane roze
- orange / orange oranje
- grau / graue grijs / grijze
- ..., was? ..., hè?
- die Speisekarte/n de menukaart/en
-