Niederländisch (Fach) / R_Niederländisch Lektion7 (Lektion)

In dieser Lektion befinden sich 55 Karteikarten

Pons Wortschatztraining / Kennenlernen - leren kennen

Diese Lektion wurde von Rita11 erstellt.

Lektion lernen

  • Begrüßungen Begroetingen
  • Guten Morgen ! Guten Tag ! Guten Abend ! Gute Nacht ! Goedemorgen ! Goedemiddag ! (wird nach 12 Uhr mittags gesagt) Goedeavond ! Goedenacht !
  • Wie geht's? Hoe gaat het?
  • Mir geht's gut. Met mij gaat het goed.
  • Mir geht's nicht so gut. Met mij gaat het niet zo goed.
  • schöne Sie kennenzulernen Prettig met u kennis te maken
  • Entschuldigung, ich habe Sie nicht verstanden Pardon, ik heb u niet verstaan
  • Können Sie das wiederholen? Kunt je dat herhalen?
  • Können Sie etwas lauter reden? Kunt u wat harder praten?
  • wie sagt man das auf niederländisch ? hoe zeg je dat in het Nederlands?
  • sich vorstellen zich voorstellen
  • ich heiße ... ik heet ...
  • ich komme aus Köln ik kom uit Keulen
  • ich bin 43 ik ben 43
  • sind Sie verheiratet? bent u getrouwd?
  • ich habe eine Freundin ik heb een vriendin
  • ich bin geschieden ik ben gescheiden
  • mein Freund und ich wohnen schon seit 6 Jahren zusammen mijn vriend en ik wonen al 6 jaar samen
  • haben Sie Kinder? heeft u kinderen?
  • ja, ich habe zwei: einen Sohn und eine Tochter Ja, ik heb er twee: een zoon en een dochter
  • sich verabreden een afspraak maken
  • was ist deine Handynummer? wat is het nummer van je mobiel?
  • Emailadresse e-mailadres
  • hast Du für heute Abend schon Pläne? heb je al plannen voor vanavond ?
  • woher kommen(kommst) Sie/(Du)? waar komt u/je vandaan?
  • wollen wir was Schönes unternehmen? zullen we iets leuks gaan doen?
  • wollen wir uns für halb 8 verabreden? zullen we om half 8 afspreken?
  • ich hole dich dann ab ik haal je dan op
  • dann bin ich um halb 8 bei dir. dan ben ik om half 8 bij je.
  • Danke für den schönen Abend. Dankjewel voor de fine avond.
  • und was machen wir morgen? en wat gaan we morgen doen?
  • die Arbeit het werk
  • was machen sie beruflich? wat bent u van beroep?
  • wo arbeiten Sie? waar werkt u?
  • ich arbeite bei... ik werk bij...
  • ich bin schon in Rente ik ben al met pensioen
  • ich gehe noch zur Schule. ik zit nog op school.
  • ich bin Student ik ben student
  • hiernach folgen ein paar Berufe hierna volgen er een paar beroepen
  • Arzt / Ärztin de dokter
  • Verkäufer/in de verkoper / de verkopster
  • Polizist/in de politieagent / de politieagente
  • Lehrer/in de leraar / de lerares
  • Computerspezialist/in de computerspecialist/e
  • Krankenpfleger/in de verpleger / de verpleegster
  • Beamter / Beamtin de ambtenaar
  • Hausmann/-frau de huisman / de huisvrouw
  • Jornalist/in de journalist / de journaliste
  • meine Hobby's sind ... mijn hobby's zijn...
  • lesen lezen