Niederländisch (Fach) / Agent 6, Teil 4 (Lektion)
In dieser Lektion befinden sich 135 Karteikarten
Vokabeln aus dem Buch
Diese Lektion wurde von Albershof erstellt.
Diese Lektion ist leider nicht zum lernen freigegeben.
- desintegreerden zerfallen
- bezwaren Einwände
- vergrendeld verschlossen
- te borrelen en te sissen Blubbern und Zischen
- om van onderwerp te veranderen das Thema zu wechseln
- ingenieus irrigatiesysteem ausgeklügelten Bewässerungssystem
- oogst aan het rijpen was Ernte reifte
- pletten van de doppen Zerkleinern der Schalen
- fraaie patronen schöne Muster
- en het geheel dooreenmengen und die gesamte Mischung vermengen
- noten kraken Knacken von Nüssen
- kleurstoffen Farbstoffe
- knopen van een tapijt Knoten eines Teppichs
- wat er mank aan ging was falsch gelaufen ist bei
- benaderd met zijn näherte sich mit seinem
- de voornaamste organisator der Hauptorganisator
-
- kuierde schlenderte
- geroezemoes Summen
- de rotonde Kreisverkehr
- dienblad Tablett
- wat er gaande was was los war
- naderhand anschließend
- een beetje lol ein bisschen Spaß
- ik ben benieuwd Ich bin gespannt,
- onnodig eerbiedig unnötig ehrerbietig
- onverschilligheid jegens het leven Gleichgültigkeit gegenüber dem Leben
- onverschilligheid Gleichgültigkeit
- onderdeel Bestandteil
- voltooiing Vollendung
- piekeren grübeln
- beveiliging Schutz
- onbalans Unausgewogenheit
-
- wordt al een tijdje geteisterd Seit einiger Zeit geplagt
- de diender bleef ongedeerd der Beamte war unverletzt
- hechtenis Haft
- niet van slag nicht aufgeregt
- van slag aufgeregt
- doortastendheid Gründlichkeit
- afgekondigt angekündigt
- zinken Senken
- hij wist van geen ophouden Er würde einfach nicht aufhören
- haar belager ihren Angreifer
- gemoederen Gemüter
- balans Bilanz
- behendig wendig
- verwijderde entfernt
- verzwakt beeinträchtigte
- wazig verschwommen
- houten deurkozijn hölzernen Türrahmen
- belichaamden verkörpert
-