Niederländisch (Fach) / R_Niederländisch / Vokabeln C (Lektion)

In dieser Lektion befinden sich 72 Karteikarten

woordjes inslijpen - Vokabeln einüben 3 / Febr. 2011

Diese Lektion wurde von Rita11 erstellt.

Lektion lernen

  • Januari, Februari, Maart, April, Mei, Juni, Juli, Augustus, September, Oktober, November, December Januar, Februar, März, April, Mai, Juni, Juli, August, September, Oktober, November, Dezember
  • baas Boß
  • golf Welle
  • neef Vetter
  • boef Schurke
  • lijk Leiche
  • doodskist Sarg
  • verslaggever Berichterstatter
  • overledene Verstorbene
  • voertuig Fahrzeug
  • optrekken anfahren
  • achterklep Heckklappe
  • schoot los löste sich
  • uitstappen aussteigen
  • tocht Fahrt
  • vervolgd fortgesetzt
  • woordvoerder Sprecher
  • betrokken betroffen
  • begrafenisonderneming Beerdigungsunternehmen
  • nogal ziemlich
  • uitermate äußerst
  • vergrendeling Verriegelung
  • lijkwagen Leichenwagen
  • gebeurde passierte
  • incident Vorfall
  • luchtvaart maatschappij Luftfahrtgesellschaft
  • KLM - de Koninklijke Luchtvaart Maartschappij (Nederland) KLM - die Königlich-Niederländische Luftfahrtgesellschaft
  • veeteelt Viehzucht
  • kas, kassen Gewächshaus
  • plaat Schallplatte
  • veegt ... schoon fegt ...  sauber
  • houden van mögen, lieben
  • trouwens übrigens
  • te gek Klasse!
  • kast Schrank
  • achter hinter
  • tenminste zumindest
  • nauwelijks kaum
  • beneden unten
  • hartelijk gefeliciteerd met je verjaardag! Herzlichen Glückwunsch zu Deinem Geburtstag!
  • jarige Geburtstagskind
  • feliciteren gratulieren
  • binnenkant Innenseite
  • straks gleich, nachher
  • van harte welkom herzlich willkommen
  • bovenstaad oben genannt
  • onderstaand nachstehend
  • uitgebreid ausführlich
  • schetsboekje Skizzenbuch
  • pad Weg