Holländisch (Fach) / A1a Capter 15 (Lektion)

In dieser Lektion befinden sich 42 Karteikarten

Vocab from the book nederlangs in gang

Diese Lektion wurde von moritzcm erstellt.

Lektion lernen

  • gaan ging, gingen / heb gegaan gehen (imperfectum, perfectum)
  • het vliegtuig Flugzeug
  • duren dauern
  • helaas leider
  • logeren übernachten, logieren
  • het pak Packet
  • veilig sicher
  • de tas Tasche
  • geweldig fantastisch
  • dragen tragen
  • net als wie (like)
  • vroeger früher, damals
  • achter de rug hinter dir
  • de wei Weide
  • het landschap Landschaft
  • anders anders
  • plat flach
  • het verschil Unterschied
  • gewend gewohnt
  • opletten aufpassen, achtgeben
  • zo meteen sehr bald
  • het natuurgebied Naturschtzgebiet
  • de lucht Luft, Himmel
  • het schilderij Gemälde, Bild
  • het schilderij Gemälde, Bild
  • de molen Windmühle
  • onderweg unterwegs
  • moe geworden müde
  • welterusten schlaf gut
  • wakker maken aufwecken
  • weten wist, wisten/ geweten wissen imperfectum / perfectum
  • iets uitleggen erklären, darlegen
  • lastig schwierig, lästig, unangenehm
  • redelijk angemessen, vernünftig
  • met Pasen vieren Ostern feiern
  • een kwestie van wennen eine Frage der Gewöhung
  • wennen sich eingewöhnen, sich gewöhnen
  • het grapje Spaß, Jux
  • net als genauso wie
  • want denn
  • Net op dat moment Gerade in diesem Moment ...
  • toen danach, dann, damals