Holländisch (Fach) / A1a Capter 2 (Lektion)
In dieser Lektion befinden sich 148 Karteikarten
Vocabulary from the Book Nederlands in gang
Diese Lektion wurde von moritzcm erstellt.
- Het is half twaalf. 11:30
- Het is vief over half twaalf. 11:35
- Het is tien over half twaalf. / Het is twintig voor twalf. 11:40
- Het is kwart voor twaalf 11:45
- Het is tien voor twaalf. 11:50
- Het is vief voor twaalf. 11:55
- een uur eine Stunde
- een half uur halbe Stunde
- een kwartier eine viertel Stunde
- een minuut eine Minute
- Hoe laat is het nu? Wie spät ist es?
- Hoe laat begint de les? Wann fängt der Unterricht an?
- Hoe laat stopt de les? Wann ist der Unterricht zu ende?
- Hoe laat hebben we pauze? Wann haben wir Pause?
- Hoe laat ga je naar de cursus? Wann gehst du zum Unterricht?
- eergisteren vorgestern
-
- gisteren gestern
- overmorgen Übermorgen
- Welke dag is het vandaag? Welcher Tag ist heute?
- Welke dag is het morgen? En overmorgen? Welcher Tag ist morgen? Und übermorgen?
- Welke dag was het gisteren? Et eergisteren? Welcher Tag war gestern? Und vorgestern?
- Januari Januar
- februari Februar
- Maart März
- April April
- mei Mai
- Juni Juni
- Juli Juli
- september September
- Oktober Oktober
- November November
- In welke maan bent je jarig? In welchem Monat hast du Geburtstag?
-
- In welke maan is niemand van de groep jarig? In welchem Monat hat keiner aus der Gruppe Geburtstag?
- de winter Winter
- de lente / het voorjaar Frühling
- de zomer Sommer
- de herfst / het najaar Herbst
- juist, waar richtig
- met elkaar miteinander
- haar ihr, ihre, ihres
- een beetje ein bisschen
- Italiaans Italienisch
- Hoe gaat het? Wie geht es (dir)?
- Hoe oud ben jij? Wie alt bist du?
- Gefeliciteerd met je verjaardag. Alles Gute zum Geburtstag!
- alstublieft bitte, bitteschön
- U ook! Ihnen auch!
- Ook zo. Gleichfalls