Niederländisch (Fach) / Test 1 (Lektion)
In dieser Lektion befinden sich 61 Karteikarten
Test 1
Diese Lektion wurde von simon1992 erstellt.
Diese Lektion ist leider nicht zum lernen freigegeben.
- der Verlag De uitgeverij
- erstaunen verbaast zich verbazen over
- variieren verschillen
- sind ich überall ähnlich lijken overal op elkaar
- außerdem bovendien
- eine kleine Welt Een klein wereldje
- bedeutet betekent
- Muttergesellschaft moederbedrijf
- meistens meestal
- vorangehen voorafgaan
- einverstanden over de streep
- die gewerkschaften vakbonden
- vertreten Vertegenwoordigd
- zuständig sein für leiding hebben over
- die Zeitschriften de bladen
- das macht einen Unterschied dat scheelt
- der Erziehungsurlaub Ouderschapsverlof
- die Zeitschiften het tijdschrift
- die Branche de poot/ tak
- der Strich de streep
- die Geschäftsbeziehung de zakenrelatie
- einen Beschluss fassen een besluit nemen
- feststellen constateren
- einhalten inhouden
- führen leidinggeven aan
- beitreten toetreden tot
- der Gewinn de winst
- anwesend aanwezig
- die Note aantekening
- Rückgang achteruitgaan
- der Boss de baas
- die Anstellung de benoming
- die Anstellung de benoeming
- geschäftlich zakelijk
- der Erfolg succes
- vorbereitend voorbereidend
- sinnvoll zinvol
- Verhaltenscodex gedragscode
- die Geschäftsbeziehung de zakenrelatie
- Interesse zeigen belangstelling tonen
- Wert legen auf waarde hechten aan
- umarmen omarmen
- der Kontakt het contact
- die Wange de wang
- zu Sache kommen ter zake komen
- distanziert afstandelijk
- hochgestellt hooggeplaatst
- beugen buigen
- der Start start
- geeignet geschikt