Niederländisch (Fach) / Präpositionen B (Lektion)
In dieser Lektion befinden sich 59 Karteikarten
Niederländisch aktive Sprachbeherrschung
Diese Lektion wurde von rschroe erstellt.
- bang zijn ... iemand/ iets voor
- baseren ... iets op
- beantwoorden ... iets aan
- bedacht zijn ... iets op
- zich bedienen ... iets van
- beducht zijn ... iemand/ iets voor
- begerig ... iets naar
- beginnen ... iets aan (aber nicht fertig bekommen) met (fertig bekommen)
- behagen scheppen ... iemand/ iets in
- behept zijn ... iets met
- behoefde hebben ... iemand/ iets aan
- behoren ... iemand/ iets aan iemand bij iemand/ iets tot iets
- bekend ... iets met
- bekeren ... iets tot
- beslag leggen ... iemand /iets op
- besluiten ... iets tot
- bestaan ... iets uit
- bestand zijn ... iets tegen
- bestemd ... iemand/ iets voor
- betichten ... iets van
- betrappen ... iets op
- betrekken .../ ... iets bij/ in
- betrekking hebben ... iemand/ iets op
- bevallen ... (een kind) van
- beveiligen ... iemand/ iets tegen
- bevreesd ... iemand/ iets voor
- bevriend ... iemand met
- zich bekommeren ... iets om
- bekronen ... iets met
- belang hebben... iets bij
- belangstellen ... iemand/ iets in
- belangstelling ... iemand/ iets voor
- belast(en) ... iets met
- belust ... iets op
- zich bemoeien ... iemand/ iets met
- benieuwd ... iemand/ iets naar
- benoemen ... (b.v. burgemeester) tot
- bereid zijn ... iets tot
- zich beroemen ... iets op
- een beroep doen ... iemand/ iets op
- berusten ... iets (iemand) bij iemand in iets (sich abfinden mit) op iets (beruhen auf)
- beschikken ... iemand/ iets over
- beschuldigen ... iets van
- bezorgd zijn ... iets over
- bezuinigen ... iets op
- bezwijken ... iemand (iets) aan iets (een ziekte) erliegen onder iets (onder de zware last) voor iemand/ iets (voor de argumenten)
- bidden ... iets om
- blij ... iemand/ iets met om
- bevrijden ... iemand/ iets van
- bewegen ... iets tot