Niederländisch (Fach) / Taal Vitaal les 1 (Lektion)
In dieser Lektion befinden sich 102 Karteikarten
Niveaustufe A1+A2
Diese Lektion wurde von anne313 erstellt.
- (Guten) Tag dag
- ausfüllen invullen
- richtig juist
- Guten Morgen! Goedemorgen!
- Guten Nachmittag! Goedemiddag!
- Guten Abend! Goedenavond!
- Gute Nacht! Goedenacht!
- Aufmerksamkeit für aandacht voor
- sich kennen lernen kennismaken
- sich vorstellen jezelf voorstellen
- Was passt zusammen? Wat hoort bij elkaar?
- gehören horen
- das Krankenhaus het ziekenhuis
- auf einem Campingplatz op een camping
- im Büro op kantoor
- im ...kurs op de ... les
-
- klingen klinken
- ziemlich nogal
- das stimmt dat klopt
- stimmen kloppen
- das kleine Dorf het dorpje
- kommen komen
- geboren geboren
- (ganz) in der Nähe von vlakbij
- aber maar
- jetzt nu
- wohnen wonen
- aus uit
- neu nieuw
- der Kollege/Kollegin de collega
- nein nee
- Österreich Oostenrijk
-
- sitzen zitten
- hier hier
- schon al
- jemand iemand
- Frau (Anrede) mevrouw
- Herr (Anrede) meneer
- der Stuhl de stoel
- noch nog
- frei vrij
- Angenehm mit Ihnen Bekanntschaft zu machen Prettig met u kennis te maken
- auch ook
- aufschreiben opschrijven
- der Name de naam
- der Ausdruck de uitdrukking
- passend passend
- sich vorstellen zich voorstellen
- an aan
- andere andere
-