Niederländisch (Fach) / Niederländisch Lektion 11 (Lektion)

In dieser Lektion befinden sich 120 Karteikarten

Vokabeln Lektion 11

Diese Lektion wurde von MrToobsen erstellt.

Lektion lernen

  • zimmern timmeren
  • sägen zagen http://verben.woxikon.de/verbformen-niederlaendisch/zagen.php
  • wenig weinig
  • weniger minder
  • Anzeige, Inserat de advertentie
  • kleiner kleiner
  • offen open
  • Bodenkammer de zolderkamer
  • Möglichkeit de mogelijkheid
  • Dachterrasse het dakterras
  • außerhalb buitenaf
  • Aussicht het uitzicht
  • Vorderseite de voorkant
  • Rückseite de achterkant
  • Keller de kelder
  • Dachboden de zolder
  • Fahrradschuppen de fietsschuur
  • öffentliche Verkehrsmittel het openbaar vervoer
  • zufrieden tevreden
  • Wie wird das Futur gebildet? gaan + infinitiv oder zullen + infinitiv (verbindlicher) Achtung: hebben, zijn und gaan nicht mir gaan! Beispiele: We gaan in Parijs vrienden bezoeken. Dat zal ik nooit vergeten!
  • Ich bin am telefonieren, ey! (gram) Umgagssprache "am telefonieren" in niederländisch häufiger als in deutsch. zijn + aan het + Infinitiv Achtung: zwischen aan het und dem Infintitv darf kein anderes Wort liegen.
  • Vorhänge gordijnen
  • bringen brengen http://verben.woxikon.de/verbformen-niederlaendisch/brengen.php
  • erleben ervaren http://verben.woxikon.de/verbformen-niederlaendisch/ervaren.php
  • Meinung de mening
  • einige enkele
  • Fenster het raam
  • Spaziergang de wandeling
  • Verlockung de verleiding
  • widerstehen weerstaan http://verben.woxikon.de/verbformen-niederlaendisch/weerstaan.php
  • beobachten gadeslaan
  • Einrichtung de inrichting
  • bewundern bewonderen http://verben.woxikon.de/verbformen-niederlaendisch/bewonderen.php
  • scheinen schijnen http://verben.woxikon.de/verbformen-niederlaendisch/schijnen.php
  • Neugier de nieuwsgierigheid
  • stören storen
  • im Gegenteil integendeel
  • Mitwisser de deelgenot
  • Offenheit openheid
  • Platz (raum) de ruimte
  • Grund de reden
  • Gefühl het gevoel
  • Verhältnis de verstandhouding
  • herzlich hartelijk
  • steil steil
  • schmal smal
  • Treppe de trap
  • oberst bovenst
  • leiten, führen leiden http://verben.woxikon.de/verbformen-niederlaendisch/leiden.php
  • auffallen opvalen http://verben.woxikon.de/verbformen-niederlaendisch/opvalen.php