Niederländisch Vokabeln (Fach) / binnen (Lektion)
In dieser Lektion befinden sich 74 Karteikarten
Lektion 6
Diese Lektion wurde von buese erstellt.
Diese Lektion ist leider nicht zum lernen freigegeben.
- radioprogramma Radioprogramm
- dierentuin m Zoo, Tierpark
- eten (at - gegeten) essen
- tentoonstelling Ausstellung
- tuinieren gärtnern
- bioscoop (m) Kino
- dier (n) Tier
- openen öffnen
- deur (f) Tür
- gebouw (n) Bau, Bauwerk, Gebäude
- evenement Veranstaltung
- zwemmen schwimmen
- skiën Ski fahren
- klussen Kleinarbeiten erledigen
- schilderen streichen, färben, schminken
- tennissen Tennis spielen
-
- kroeg Kneipe, Bierlokal
- dansen tanzen
- voetballen Fußball spielen
- hardlopen , rennen
- pianospelen Klavier spielen
- puzzelen Rätsel lösen
- wandelen Spaziergang
- schaken Schach spielen
- schaatsen eislaufen
- regenen regnen
- weer Wetter
- omgeving Umgebung
- bos (n) Forst, Wald
- zon Sonne
- voorstel Vorschlag
- geld Geld
-
- brug Brücke
- bal Ball
- paraplu Regenschirm
- blad Blatt
- schip Schiff
- koekje Keks
- ijsje Speiseeis
- mouw Ärmel
- verkeerd falsch, verkehrt
- wedden wetten
- lucht Luft
- vechten kämpfen
- kiezen wählen
- vandaag heute
- kans Chance, Möglichkeit, Gelegenheit
- kaartje Eintrittskarte
- ruzie Streit
- hei Heide
-