Niederländisch (Fach) / De aankomst (Lektion)
In dieser Lektion befinden sich 82 Karteikarten
Lektion 1
Diese Lektion wurde von buese erstellt.
Diese Lektion ist leider nicht zum lernen freigegeben.
- daar da, dort
- bij bei, an
- maar aber, sondern
- vaak oft
- hebben haben
- vriend Freund
- zitten sitzen, sein
- tegenover gegenueber
- dan dann
- altijd immer
- slapen schlafen
- al schon
- spreken sprechen
- open offen
- gesloten geschlossen
- nu jetzt
-
- kunnen koennen
- voornaam Vorname
- achternaam Nachname
- Nederlands niederlaendisch
- bedankt! danke!
- wat was
- mogen duerfen, koennen, mögen
- voorstellen vorstellen, vorschlagen
- goedemorgen! guten Morgen!
- goedenavond! guten Abend!
- Doei! Tschuess
- tot ziens! auf Wiedersehen!
- Welterusten gute Nacht
- slaap lekker schlaf gut
- op auf, an
- heten heissen
-