Niederländisch (Fach) / Vokabeln (Lektion)
In dieser Lektion befinden sich 366 Karteikarten
Fit in 30 Tagen - Niederländisch
Diese Lektion wurde von BiesiBoo erstellt.
- vergessen vergeten
- Erzählung verhaal
- erzählen vertellen
- vorlesen voorlezen
- früher vroeger
- fröhlich vrolijk
- angenehm aangenaam
- angenehm aangenaam
- draußen buiten
- Zentrum centrum
- Champagner champagne
- dort daar
- Tochter dochter
- einmal eens
- sich sehen elkaar zien
- mal even
-
- tüchtig flink
- Gläschen glaasje
- gern graag
- etwas iets
- Büro kantoor
- schauen kijken
- Kellner kelner
- Kinder kinderen
- kommen komen
- aber maar
- gerade net
- dürfen mogen
- müssen moeten
- gerade net
- nun nou
- jetzt nu
-
- stehen staan
- bald straks
- studieren studeren
- zu + inf te
- Terrasse terras
- ausgezeichnet uitstekend
- Vater vader
- Urlaub vakantie
- Geburtstag verjaardag
- fühlen voelen
- vorstellen voorstellen
- wo waar
- woher waarvandaan
- wieder weer
- arbeiten werken
- möchten willen
- wohnen wonen
- werden worden
-