Niederländisch (Fach) / Niederländisch Lektion 18 (Lektion)
In dieser Lektion befinden sich 136 Karteikarten
Taal vitaal Lektion 18
Diese Lektion wurde von Theresa248 erstellt.
- unterwegs onderweg
- Reise de reis
- Handy de mobiele telefoon / de zaktelefoon
- Sonnenbrille de zonnebril
- Reiseführer de reisgids
- Zugfahrkarte het treinkaartje
- Ticket het ticket
- Armbanduhr het horloge
- Medikament het medicijn
- Sonnencreme de zonnecrème
- Scheckkarte de pinpas
- ausländische Währung het buitenlandse geld
- Süßigkeiten het snoep
- Wörterbuch het woordenboek
- Pass het paspoort
- Führerschein het rijbewijs
- Spalte de kolom
- Rückfahrt het retour
- Augenblick het ogenblikje
- verbinden verbinden*
- umsteigen overstappen
- abholen afhalen
- Reservierung de reservering
- Telefongespräch het telefoongesprek
- Zweibettzimmer het twee-persoonskamer
- kosten kosten
- Nacht de nacht
- inklusiv inclusief
- geschäftlich zakelijk
- (abkürzung:) Seite blz. (bladzijde)
- heraussuchen opzoeken*
- Passivform de passieve vorm
- Nordsee de Noordzee
- der Welt ter wereld
- Tuch het doek
- Ring de ring
- Portrait het portret
- Bruchstück de fractie
- ursprünglich oorspronkelijk
- Wert de waarde
- Auktionshaus het veilingshuis
- Ende het eind
- versteigern veilen
- melden melden
- britisch Brits
- vor kurzem onlangs
- Papierfabrik de papierfabriek
- inzwischen inmiddels
- gestorben overleden (overlijden*)
- Japaner de Japanner