Niederländisch (Fach) / Unregelmäßige Verben (Lektion)
In dieser Lektion befinden sich 95 Karteikarten
Unregelmäßige Niederländisch Verben
Diese Lektion wurde von Sinja91 erstellt.
Diese Lektion ist leider nicht zum lernen freigegeben.
- backen baken bakte bakten gebakken
- beginnen beginnen begon begonnen begonnen (zijn)
- verstehen begrijpen begreep begrepen begrepen
- bergen bergen borg borgen geborgen
- bewegen bewegen bewoog bewogen bewogen
- besuchen bezoeken bezocht bezochten bezocht
- bieten bieden bood boden geboden
- beißen bijten beet beten gebeten
- binden binden bond bonden gebonden
- bleiben blijven bleef bleven gebleven
- brechen breken brak braken gebroken
- bringen brengen bracht brachten gebracht
- denken denken dacht dachten gedacht
- machen doen deed deden gedaan
- tragen dragen droeg droegen gedragen
- drängen dringen drong drongen gedrongen
- trinken drinken dronk dronken gedronken
- tauchen duiken dook doken gedoken
- essen eten at aten gegeten
- gehen gaan ging gingen gegaan
- genesen genezen genas genazen genezen
- geben geven gaf gaven gegeven
- hängen hangen hing hingen gehangen
- haben hebben had hadden gehad
- helfen helpen hielp hielpen geholpen
- heißen heten heette heetten geheten
- halten houden hield hielden gehouden
- wählen kiezen koos kozen gekozen
- schauen kijken keek keken gekeken
- klettern klimmen klom klommen geklommen
- kommen komen kwam kwamen gekomen
- kaufen kopen kocht kochten gekocht
- bekommen krijgen kreeg kregen gekregen
- können kunnen kon konden gekund
- lachen lachen lachte lachten gelachen
- lassen laten liet lieten gelaten
- lesen lezen las lazen gelezen
- lügen liegen loog logen gelogen
- liegen liggen lag lagen gelegen
- laufen lopen liep liepen gelopen
- müssen moeten moest moesten gemoeten
- mögen mogen mocht mochten gemoogd
- nehmen nemen nam namen genomen
- empfangen ontvangen ontving ontvingen ontvangen
- reiten rijden reed reden gereden
- rufen roepen riep riepen geroepen
- schießen schieten schoot schoten geschoten
- scheinen schijnen scheen schenen geschenen
- erschrecken schrikken schrok schrokken geschrokken
- schreiben schrijven scheef schreven geschreven