Niederländisch (Fach) / Niederländisch Lektion 14 (Lektion)
In dieser Lektion befinden sich 96 Karteikarten
Vokabeln Lektion 14
Diese Lektion wurde von MrToobsen erstellt.
- Tagesgericht de dagschotel
- Saft het sap
- Obstsalat het vruchtensalad
- Gemüse de groente
- Messer het mes
- Pfeffer de peper
- Salz het zout
- Löffel de lepel
- Öl de olie
- Essig de azijn
- Gabel de vork
- Serviette het servet
- Vorspeise het voorgerecht
- Hauptgericht het hoofdgerecht
- Nachtisch het nagerecht
- Salat de sla
- Beefsteak de biefstuk
- Apfelmus de appelmoes
- Auflauf het ovengerecht
- Aubergine de aubergine
- (hier:) scheinen lijken http://verben.woxikon.de/verbformen-niederlaendisch/lijken.php
- Fleisch het vlees
- zäh taai
- früher eerder
- Dessert het dessert
- Erdbeereis het aardbeienijs
- mögen, gern essen lusten http://verben.woxikon.de/verbformen-niederlaendisch/lusten.php
- Lachs de zalm
- kartoffel de aardappel
- Senfsauce de mosterdsaus
- Schweinelende de varkenshaas
- gemischt gemengd
- empfehlen aanbevelen http://verben.woxikon.de/verbformen-niederlaendisch/aanbevelen.php
- kurz gebraten roerbakken
- gemischt mixed
- Kalb het kalf
- Lamm het lam
- Rind het rund
- gegrillt gegrild
- Thunfisch de tonijn
- Forelle de forel
- Zitrone de citroen
- frisch vers
- Krug de pul
- Flasche het flesje
- nach Maß op maat
- Scheck de cheque
- Pech de pech
- Rollenspiel rollenspel
- bestellen bestellen http://verben.woxikon.de/verbformen-niederlaendisch/bestellen.php