Niederländisch (Fach) / Niederländisch Lektion 7 (Lektion)
In dieser Lektion befinden sich 126 Karteikarten
Lektion 7 Vokabeln
Diese Lektion wurde von MrToobsen erstellt.
- Und was machst du beruflich? En wat voor werk doe jij?
- Beruf het beroep
- Polizist (in) de politieagente
- Gemüsehändler de groenteman
- Gärtner de tuinman
- Sekretärin de secretaresse
- Friseur de kapper
- Optiker de opticien
- Drehorgelspieler de orgelman
- Fahrradhändler de fietsenmaker
- Assistent de assistent
- Lehrer de leraar
- Zeichner de tekenaar
- Apotheker de apotheker
- Apothekerin de apothekeres
- Verkäufer verkoper
- Gruppenleiter de groepsleider
- Friseur de kapster
- Krankenschwetser de verpleegster
- Buchhalter de boekhouder
- Fahrer de chauffeur
- Pfarrer de dominee
- Mechaniker de monteur
- Beamter de ambtenaar
- arbeitslos werkloos
- gefallen bevallen http://verben.woxikon.de/verbformen-niederlaendisch/bevallen.php
- schade jammer
- mitarbeiten meewerken
- zum ersten Mal voor het eerst
- nämlich namelijk
- draußen buiten
- sicher zeker
- darum daarom
- momentan momenteel
- Gespräch het gesprek
- laut hard
- Dann hast du alle Hände voll zu tun Dan heb je je handen vol
- später later
- größer groter
- Fabrik de fabriek
- Geschäft de winkel
- Kaufhaus de warenhuis
- Restaurant de restaurant
- Betrieb het bedrijf
- Supermarkt de supermarkt
- telefonieren telefoneren http://verben.woxikon.de/verbformen-niederlaendisch/telefoneren.php
- Brief de brief
- staubsaugen stofzuigen http://verben.woxikon.de/verbformen-niederlaendisch/stofzuigen.php
- verkaufen verkopen http://verben.woxikon.de/verbformen-niederlaendisch/verkopen.php
- schneiden snijden http://verben.woxikon.de/verbformen-niederlaendisch/snijden.php